|
||||||||
|
Geen van de schaarse haren op mijn hoofd denkt eraan mij een kenner van de jazz of de improvisatiemuziek te noemen, maar er zijn in ons landje wel een paar namen waarvoor ik heel recht in mijn luie stoel ga zitten, als ik ze hoor voorbijkomen. Bram De Looze is zo iemand. Ik leerde zijn muziek kennen via wat toen nog het LAB-Trio was en wat mij bij een paar gelegenheden redelijk ademloos in een luister- en kijkstoel achterliet. Sinds die tijd heeft De Looze internationaal serieuze naam gemaakt en zijn de projecten waar hij bij betrokken is, nauwelijks nog te tellen. Die bekendheid dreigt dan weer een beetje zijn solowerk in de schaduw te stellen, al krijg ik de indruk dat hij over een bijzondere tijdrekening beschikt, zo eentje waarin een dag geen 24 maar minstens 48 uren bevat. Deze keer krijgen we dus nieuw solowerk te beluisteren en, wat me, na een tiental draaibeurten het meest bijblijft, is de elegantie, het naturel, het organische in het spel van De Looze: als niet-muzikant is het bij deze plaat totaal niet onmogelijk helemaal “mee” te zijn. Als ik de perstekst lees, die bij de plaat hoort, verneem ik dat het er bij Bram deze keer om draaide “de muziek in het moment zelf te laten ademen en tegelijk dichtbij de essentie te blijven”. Klinkt misschien een beetje wollig, ja zelfs wat ingewikkeld, terwijl enkele luisterbeurten van de plaat je moeiteloos duidelijk maken wat er mee bedoeld wordt. Om te beginnen laat De Looze uitgebreid horen waartoe hij technisch allemaal is staat is -en dat is ontiegelijk veel-, maar dat is slechts bijzaak. Voor mij wordt het allemaal het meest uitgesproken getoond in “I Throw The Kitchen Sink At You”, een uitermate straffe improvisatie, waarin hij erg duidelijk laat horen waarover het gaat: de duizenden “muzikale zaadjes” die hij in de fase voorafgaand aan de opnames plantte, hebben in ’s mans onderbewuste een groeifase doorgemaakt en zijn nu, korenveld-gewijs, klaar om te wiegen en ruisen in de wind en uiteindelijk geoogst te worden. Van een korenveld kan je bijzonder veel zeggen, maar het is pas nadat je het in al zijn glorie ziet staan, of weet geogst te worden, dat elk van de zaadjes zijn plaats blijkt te krijgen. De Looze noteert zo weinig mogelijk, om zichzelf niet te belemmeren bij het opnemen. Daarvoor moet je over een groot depot beschikken en over een vernuftig klassement, dat, naargelang de noodwendigheden van een compositie, deze of gene schuif opentrekt en de inhoud naar de vingers van de pianist stuurt. Wonderlijk vind ik dat en ik kan er eigenlijk alleen maar een beetje jaloezie bij voelen. Die weegt nochtans niet op tegen de parelende schoonheid die hier nummer na nummer geschonken wordt.Bij momenten erg filmisch, zoals in de tweede beweging van de openende titeltrack, heel vaak in het grensgebied tussen jazz en impro. Ik weet niet precies hoe ik het moet omschrijven, maar dat je dit soort muziek zo vanzelfsprekend kan laten lijken, daar kan ik alleen maar heel diep voor buigen. Bram De Looze slaagt erin om een leek als ondergetekende mee te nemen op zijn reis. Mag ik dat indrukwekkend vinden? Mocht u niet overtuigd zijn, luister dan even naar “Leaps On Drift Ice” en u hoort vast wat ik bedoel…. (Dani Heyvaert)
|